In 1823, zes jaar na het Koninklijk Besluit betreffende de Teekenscholen, wordt in Maastricht een eigen Stadsteekenschool opgericht. De vertraging kan te maken hebben gehad met het feit, dat de school door de gemeente bekostigd moest worden. Ook is er sprake van zekere weerstand in heel het land tegen standaardisering van het tekenonderwijs, dat voorheen door privéleraren dan wel genootschappen verzorgd werd. In dit onderwijs wordt naast de ‘schoone kunsten’ (enkel voor ouderejaars), vooral aandacht besteed aan de ‘nuttige kunsten’. De leerlingen ontvangen na afloop, bij gunstige beoordeling, een zilveren medaille, waartoe de school telkens bij de overheid een aanvraag indient. Het aantal leerlingen is aanzienlijk groot en reikt in sommige jaren tot ruim boven de 100. In de meeste gevallen gaat het om kinderen, soms al vanaf 8 jaar oud. Over het aantal lesuren en het exacte curriculum is niet zo veel bekend.
In het Bestuur zit onder anderen de zeer gerespecteerde bouwmeester Mathias Soiron. Waar de eerste Stadsteekenschool gevestigd was, is onbekend. De locatie wisselt regelmatig in de loop der jaren. In de loop van de 19e eeuw is de voormalige. Augustijnenkerk – d’n Awwestiene - aan de huidige Kesselskade, de meest gebruikte ruimte. Tot directeur-tekenmeester wordt benoemd Pierre Lipkens, die in zijn stad al aan huis een praktijk als tekenleraar had en daarbij een eigen collectie gipsafgietsels gebruikte. Deze collectie vormt de basis van de huidige Academische Gipsotheek Maastricht. In de archieven van het jaar 1823 wordt wel gewag gemaakt van het aanbrengen van gewenst vallicht in de behuizing van de Stadsteekenschool, wat stuit op een conflict met Soirons opvolger Hermans. Laatstgenoemde vindt vergroting van het bestaande venster voldoende en krijgt daarbij gelijk van het gemeentebestuur, dat alles sowieso te duur vindt. Soiron moet later zelfs vaststellen, dat het venster niet waterpas staat en bovendien niet met drie voet maar slechts met twee duim is vergroot.