Toen Scheffers in 1971, na 42 jaar trouwe dienst afscheid nam, was het kunstonderwijs door de komst van de Mammoetwet en onder invloed van maatschappelijke vernieuwingen elders in het land veranderd en in het algemeen gericht op een grotere individualisering. Bepaalde academies, met name de Rietveld Academie onder Jurriaan Schrofer, wilden vakmensen opleiden, die tegelijkertijd maatschappij-kritisch in de wereld stonden. Via projectonderwijs moest een ‘ontgrenzing’ tot stand komen tussen verschillende afdelingen intern, tussen academies en tussen academies en de samenleving. Kunstopleidingen heetten inmiddels academies en vielen onder het Hoger Beroepsonderwijs, met uitzondering van de Rijksacademie en de Jan van Eyckacademie, die onder het toenmalige ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1965-1982) vielen.

Het ‘regime’ van de ‘Stads’ behield, in elk geval onder Scheffers, zijn schoolse karakter en het onderwijs bleef ook lang daarna sterk ambachtelijk georiënteerd. Zijn opvolger Lou Duysens, heeft niet kunnen zorgen voor radicale modernisering.