sorteer op

filteren op

Blikverruiming

Jef Scheffers in his study
Jef Scheffers in zijn werkkamer
Postmes wilde contact leggen met moderne kunstenaars, maar met Jef Scheffers als directeur werd de Kunstnijverheidsschool behoudender. Terwijl Postmes bijvoorbeeld grote belangstelling aan de dag legde voor Maurice Denis, vanwege hun beider streven naar vernieuwing van de religieuze kunst, en hij er daadwerkelijk in slaagde Denis naar Maastricht te halen om een lezing te geven voor de Limburgsche Rooms Katholieke Kunstenaarskring (de lezing vond plaats op 23 april 1926), zag Scheffers vooral erop toe, dat het lesprogramma stipt werd uitgevoerd. De nieuwe directeur kon het nauwelijks aanzien, dat zijn leerlingen tijdens de lessen kunstrecensies lazen in het linkse opinieweekblad De Groene Amsterdammer of in de middagpauze de uit het Engels vertaalde essays lazen van Herbert Read in de Kroniek van Kunst en Kultuur. Het verhaal gaat dat wanneer Scheffers langsliep, hij zijn ogen met zijn twee handen afschermde om de confrontatie met de vermaledijde nieuwlichterij te vermijden. Niettemin wordt Scheffers door Lataster, Defesche en Diederen herinnerd als degene die hen een blik gunde op de moderne kunst, van Cézanne tot de Franse fauvisten en de Vlaamse expressionisten. Anderzijds was Scheffers inderdaad wars van de toentertijd (de jaren 1945-1950) modernste ontwikkelingen zoals CoBrA (Copenhagen, Brussel en Amsterdam), de internationale kunstbeweging met grootheden als Karel Appel, Corneille ,Asger Jorn en Constant.

Een andere inspiratiebron voor de leerlingen was het progressieve Franse tijdschrift Art Sacré, dat vanaf 1935 verscheen onder redactie van de Franse paters Dominicanen, Couturier en Régamey. In het tijdschrift werden nieuwe stromingen in de moderne religieuze architectuur, sculptuur en schilderkunst besproken en geïllustreerd met voorbeelden. De Art Sacré groep was een beweging binnen de katholieke gemeenschap, die zich nadrukkelijk openstelde voor de inbreng van niet-katholieke kunstenaars vanuit de gedachte dat alle kunst immers religieus is. De groep streefde een ‘zuivering’ van de kunst na, die een geheel nieuwe, oorspronkelijke vorm van religieuze kunst zou moeten voortbrengen; een kunst, die uiteindelijk erkend zou worden als de ware religieuze kunst. Art Sacré leidde in Nederland tot zeer verhitte discussies. Er was niet binnen alle bisschoppelijke bouwcommissies veel animo voor de inzet van niet-katholieke kunstenaars. Er waren wel uitzonderingen, want deze commissies waren betrekkelijk autonoom, zodat de bisschop zelf relatief buiten spel stond. Sommige commissies gingen mee met het streven van Art Sacré en maakten geen bezwaar tegen de medewerking van niet-katholieke kunstenaars aan de bouw en decoratie van katholieke kerken.

Uit interesse voor de moderne beeldhouwkunst bezochten leraar Vos en zijn leerlingen in Rotterdam onafhankelijk van elkaar de overzichtstentoonstelling van Ossip Zadkine in museum Boijmans. Op deze tentoonstelling, die plaatsvond van november 1949 tot februari 1950, was onder meer het gipsen model van het beeld ‘Naissance des Formes’ opgesteld, dat Vos in de klas als voorbeeld van pure, plastische vormgeving had besproken. Oud-leerling Nic Tummers herinnerde zich dat Vos bij die spontane ontmoeting verzocht het bezoek maar niet verder te vertellen: ‘Zeg het maar niet aan Scheffers.’ Schijnbaar was hij bezorgd dat Zadkine te controversieel was in de ogen van Jef Scheffers, gezien diens kritiek op de moderne lectuur die Vos’ pupillen kennelijk in de klas lazen. Nooit liet zijn gevoel voor humor Vos in de steek! Ofschoon Charles Vos alleen docent was geworden om zich van een vast inkomen te verzekeren, schonk het hem zó veel voldoening en vreugde, dat hij zijn hele leven leraar is gebleven, tot 1 oktober 1953, toen hij met pensioen ging, een paar maanden voor zijn vroegtijdig overlijden. Charles’ afscheid van de Middelbare Kunstnijverheidsschool werd in 1953 met familie, collega’s en vrienden groots gevierd met een afscheidsdiner. Het menu vermeldde gerechten, waarvan de geestige benamingen betrekking hadden op de beeldhouwer Vos: ‘Vossestartsop’, ‘Pesteikes met Sjarelkespatee’, ‘Beeldhawerstong mèt fritte’, en ‘Boetseerpudding’. De menukaarten waren rijk geïllustreerd met op de omslag het opschrift: ‘Bij ’t aofsjeid vaan Sjarel Vos es lieraar vaan de Kunstnijverheidssjoal Mestreech 14 november 1953’. Ze waren voorzien van de handtekening van de gasten, een toentertijd veel voorkomende gewoonte.”

Maastricht Institute of Arts