Met name vanaf de jaren 60 bleken de meeste studenten gevoelig voor de snelle ontwikkelingen elders, met name die in de Randstad. Waar op andere academies rond 1970 de oude gipscollecties werden verwijderd, of zelfs vernietigd, vond dit in Maastricht in zeer beperkte mate plaats. Van deze ‘achterstand’ profiteert Maastricht nu, omdat het inmiddels de grootste collectie gipsen modellen bezit van Nederland.
Anderzijds waren er de landelijke successen van Limburgse oud-studenten in Amsterdam, zoals Ger Lataster, Jef Diederen en Pieter Defesche. Ook van invloed waren opstandige kunstenaars in eigen streek, zoals rond 1966 de groep Artishock, van vooral oud-studenten van de Jan van Eyck rond met name Lei Molin (de laatste onder de zogeheten ‘Amsterdamse Limburgers’). Het ging dus niet alleen om het al of niet vermeende traditionele onderwijs, maar ook en vooral om de afwezigheid van ruimte in Maastricht voor jonge kunstenaars, om zich te ontwikkelen en werk te exposeren. Nog in 1978 organiseerden oud-studenten als Fons Haagmans en Fons Lemmens een protest-expositie in de Awwestiene (waar ooit de Teekenschool was gestart), onder de naam ‘De Goede Kinderen’, verwijzend naar het gebrek aan expositiemogelijkheden in eigen stad en regio.
Ontwikkelingen in het culturele landschap in Limburg in de jaren 80 zorgden mede voor een verdere oriëntatie richting autonome beeldende kunst en design. Dit weerspiegelde veranderingen in de directe omgeving: zie bijvoorbeeld provinciale ambities, resulterend in meer internationale gerichtheid van het Bonnefanten en de provinciale kunstmanifestatie Trajecta, als ook de tegenbeweging onder kunstenaars in initiatieven als Het Bassin en Art Banana, die alle contacten onderhielden met geestverwanten elders in het land tot ver daarbuiten.