Op initiatief van de sociaal bewogen kapelaan Rutten, die zich al vroeg bezighield met onderwijs aan arme kinderen in Maastricht, begint de onderwijzer, tekenleraar en dialectschrijver Fons Olterdissen een teekenschool. De school begint met vier leerlingen en Fons mag zich directeur noemen. Lesgeven is niet zijn sterkste kant, de onderwijsinspecteur heeft veel op zijn manier van lesgeven aan te geven. Hij was erg chaotisch en er werd verteld dat hij sloom en zeurderig sprak. Maar hij kon wel goed vertellen, vooral over de historie van Maastricht.
Om de armen de kans te geven zich te ontwikkelen, richt kapelaan Rutten in 1889 het eerste patronaat op van Nederland. De Teekenschool van Olterdissen ligt in dezelfde lijn en wordt een onderdeel van het patronaat. Olterdissen en Rutten hebben vele gemeenschappelijke interesses. Olterdissen staat klaar om, vaak ten koste van zichzelf, de vele arme arbeiderskinderen van Maastricht te voorzien van eten en kleding. Soms zelfs onderdak. Hij gaat naar bazen om conflicten uit te spreken.
De gedrevenheid van Olterdissen raakt velen. Zo ook Jonkheer Victor de Stuers. Hij wordt geraakt als zijn leerlingen op hun vrije dag in een ijzig koud lokaal zitten te oefenen met tekenen. Het resultaat is dat er geld en huisvesting komt om de ideeën van Olterdissen verder te verwezenlijken. De school blijft toch armoede. De school bestond bij het 25-jarig jubileum uit acht leraren en 200 leerlingen die voor een ambacht leren. Er waren leerlingen bij die zeventien jaar graag aan de school verbonden bleven. Fons Olterdissen hoeft geen salaris van de school maar ontvangt zijn inkomsten door te helpen in de sigarenwinkel van zijn moeder aan de Boschstraat. Daar hielp hij met name als er markt was.