Fragiliteit, vergankelijkheid en vervreemding zijn begrippen die voortdurend in mijn werk terugkeren. Ik werk met alledaagse materialen: agar-agar, peren, eieren, kauwgum, kaas. Materialen die op papier een boodschappenlijstje kunnen vormen. Ze sluiten aan bij die begrippen, en vormen een samenwerkingsverband tussen mijn handelen en het natuurlijke verloop van een vergankelijk materiaal. Het werk leeft en gaat dood. Mijn werk heeft geen door mij voorgeschreven betekenis: het performatieve karakter is voor mij het belangrijkst. Het is aan de toeschouwer zelf om invulling te geven aan wat het verder representeert.
Sinds we midden-maart vrij abrupt uit onze veilige atelieromgeving werden gerukt, vond er een letterlijke en figuurlijke naar-binnen-kering plaats. Voorheen ging ik bewust biografische onderwerpen uit de weg. Ik hield standvastig vol dat er een scheiding bestond tussen de persoon Andrea en de kunstenaar Andrea. Ik sloot samensmelting van de twee uit.
Toen we allemaal noodgedwongen werden overgeleverd aan het begrensde gebied dat we thuis noemen, vond die samensmelting onherroepelijk plaats. In plaats van materialistische waarde, hield ik me bezig met sentimentele waarde: van fysiek naar mentaal. Afgelopen december verhuisde mijn opa uit het huis waar hij het grootste gedeelte van zijn leven heeft gewoond: met en zonder oma. Parallel aan zijn verhuizing liep mijn eigen verhuizing. Na een relatie van bijna 7 jaar besloten mijn toenmalige vriend en ik om uit elkaar te gaan. Het was een beetje onwerkelijk: mijn opa en ik, tegelijkertijd. Twee generaties uit dezelfde bloedlijn die hun hele hebben en houwen in dozen een nieuwe fase van hun leven in verhuisden.
De persoon Andrea is van nature een sentimenteel mens. Vroeger was alles beter. Vroeger is heilig. Ik heb zolang ik me kan herinneren moeite afstand te doen van dingen. Als jong meisje zei ik al dat mijn kleren bewaard moesten worden voor mijn toekomstige kinderen. Betekenis wordt toegekend aan objecten. De dingen zijn slechts dingen, maar ze belichamen iets anders. Ze worden artefacten die een bepaald tijd of persoon vertegenwoordigden. Afscheid doen van de dingen zou afbreuk doen aan de herinnering.
De fusie van persoon en kunstenaar die door de nieuwe situatie plaatsvond, zorgde ook voor nieuwe vraagstukken: Wat is thuis? Welke waarde kennen we toe aan de spullen waarmee we ons omringen?
Ik denk vaak aan de bekende zin ‘Alles van waarde is weerloos’ uit De zeer oude zingt van Lucebert (1954). Ik vraag me af of het ook valt om te keren: Is alles wat weerloos is ook waardevol? Is er waarde te vinden in de weerloosheid van de dingen? De weerloosheid van een voorwerp maakt misschien dat we er voorzichtiger mee omgaan. Als je weet dat iets niet voor altijd is, koester je het misschien meer. Zo werk dat voor mij in ieder geval vaak. Die kwetsbaarheid geeft de dingen betekenis.
Vol of loos is een overkoepelde titel die de rode draad in mijn werk aangeeft. Ik probeer met minimale interventies en met respect voor het materiaal te spelen met de vraag: Wanneer is iets waardevol- of loos?