Een belangrijk thema dat veel door mijn hoofd spookt is absurditeit. Vooral de absurde gedachte om dingen, op dit zwevende vochtige rotsblok, alledaags te noemen. Niets is gewoon of normaal. Alles is een verfijnd systeem tot stand gekomen door ‘foutjes’, mutaties; onze lichamen, onze maatschappij en onze kunst. In mijn werk omarm ik fouten en oneffenheden, ik kras ze slordig door en benadruk ze. Ze nemen controle uit mijn handen en hebben het vermogen me te verrassen. Ik maak materiaal diffuus, vloeibaar, kapot en kneedt lagen intuïtief samen. De destructie van materiaal, comfort, geloof, functie en systemen spelen een bepalende rol in creatie en transformatie en dragen een sublieme kracht. Mijn apocalyptisch verlangen is terug te zien in mijn werk. En begrijp me niet verkeerd, dit is niet zozeer pessimisme maar nieuwsgierigheid naar wat er overblijft. Het maakproces is een afwisseling tussen het materiaal op elkaar laten reageren, beïnvloed door de natuurlijke wetten, en het materiaal dat mij laat reageren. Ik ben altijd de aanstichter maar na de ‘oerknal’ neem ik nooit volledig de controle. Net als in de natuur heeft het proces een pendulum beweging, maar in plaats van het zoeken naar balans zoek ik naar chaos. Een vraag die ik heb en die waarschijnlijk onbeantwoord zal blijven: bestaat chaos?